Op naar Delft

Voor het eerst van mijn leven, ik was al 18 jaar, ging ik met de trein. Van Leiden naar Delft. Ik had een oproep gekregen om gekeurd te worden voor militaire dienst. Ik had een soort bewijs meegekregen, waarmee ik gratis naar Delft kon en weer terug. Mijn broer Joop, een jaar ouder dan ik, was al in dienst en nu was het mijn beurt.
Ik herinner me niet zoveel van die dag. Verdrongen denk ik. Zelfs niet eens hoe ik op die locatie ben gekomen. Wat ik wel weet, is dat ik met morsetekens ben bezig geweest. Van die lange en korte piepjes bakte ik helemaal niets. Mijn pa was telegrafist bij de Onderzeedienst en wist daar veel beter mee om te gaan. Van de medische keuring, gedurende welke in elke lichaamsholte werd gegluurd, herinner me ik alleen één voorval. Ik moest mijn onderbroek uitdoen nadat de arts mij gevraagd had of ik de voorkeur gaf aan jongens of aan meisjes. Ik antwoordde vol overtuiging : "Meisjes natuurlijk!" Ik loog niet. En toch moest ik voorover gebukt gaan staan. Tussen mijn benen door zag ik hem ook gebukt staan, terwijl hij mij in mijn kont keek. Toen zei hij :
"Dat ziet er goed uit!" Ondanks de goede uitslag, kreeg ik het wat benauwd. Vanaf dat moment vroeg ik me af waar ik straks mee te maken zou krijgen. Van mijn broer had ik geen rare verhalen gehoord. Hoewel... hij had het weleens over matennaaiers.
Uiteindelijk werd ik goed gekeurd. Na die mededeling heb ik uitstel aangevraagd, want ik moest nog twee jaar naar school. In het voorjaar van 1969 ontving ik een oranje kaart met de tekst

 Oproeping ter inlijving. Hierbij deel ik U mede, dat U is bestemd tot gewoon dienstplichtige en is toegewezen aan de Infanterie. U wordt bij deze opgeroepen U op woensdag 16 juli 1969 te melden in Zuidlaren ten einde te worden ingelijfd en de eerste oefening aan te vangen. 

De kaart vermeldde ook mijn registratienummer en was afkomstig van onze burgemeester. Dat het woord U met een hoofdletter was gedrukt en dat inlijven zinden mij totaal niet. Aan de tekst kon ik verder ook zien, dat ik een behoorlijk eind terug in de tijd zou gaan. Twee weken na mijn eindexamen was het zover. Ik stapte op de trein om me in Zuidlaren te melden.