Huilende mannen

We werden in de bussen naar de Adolf van Nassau kazerne in Zuidlaren getransporteerd. Er braken voor mij geheel nieuwe tijden aan, waarin een andere wereld voor mij openging. Ik was namelijk voor een periode van 1,5 jaar zandhaas geworden. Althans zo noemde men de militairen die bij de infanterie waren ingedeeld. Ik werd ingedeeld bij het 44e Pantserinfanterie bataljon, Charlie compagnie, 1e peloton, in de Bravo-groep. Als eerste moesten we ons registratienummer uit het hoofd leren, want vanaf nu ben ik een nummer : 48.12.12.375. Een nummer dat ook op mijn oproepkaart stond vermeld. De geboortedatum van achteren naar voren gevolgd door een volgnummer. Daarna was het je uitrusting ophalen, een kleine medische keuring met wat injecties ondergaan en een toespraak van de kapitein aanhoren. Een klein mannetje, dat een rood hoofd kreeg van het onnodig hard schreeuwen onder die veel te grote pet vandaan. Vreemd, want we waren per slot van rekening goedgekeurd en dus niet doof. Alles veranderde opslag : Hoofd werd kop, mond werd bek, een naam had je niet meer, die werd vervangen door geslachtsdelen en je moest gewoon doen wat er naar je geschreeuwd of bijna letterlijk in je oren gestampt werd. Die dag kwam ik erachter : zandhazen leven in een hel. Een paar jongens huilden die eerste nacht in bed. Daar schrok ik van. Er waren ook velen, die de dienstplicht weigerden, of ontdoken. Ik niet, ik deed slaafs mijn plicht. Op mijn manier.